• Wij zijn GMF

    Marie, illustratrice Frontaal magazine

    Ik wou iets lokaal doen van vrijwilligerswerk voor het klimaat, dus GMF was ideaal.

Voorbij de horizon: wonen in hoogbouw, ecologisch of niet?

11 mei 2018 at 2:38pm

Verontwaardiging om de niet-aflatende teloorgang van de open ruimte: het is een emotie die als een rode draad door mijn leven loopt. Open ruimte, natuur, akkers, weiden, bossen, mensenvrije gebieden: zeker in Vlaanderen verdwijnt het allemaal onherroepelijk en aan een onwezenlijk snel tempo, en dat besef stemt me somber. Ik voel me reddeloos verloren en ontheemd in mijn kapot verkavelde land – de horizon is nauwelijks nog te zien. We zijn met steeds meer en we nemen met zijn allen steeds meer plaats in.

Kwam me dat even goed uit, toen ik een jaar of twee geleden bij gelukkig toeval mijn huidige stulpje aan de Groene Vallei op de kop kon tikken: 14 hoog, 80 vierkante meter in een gebouw met meer dan driehonderd appartementen, netjes op elkaar gestapeld in 26 lagen op een grondoppervlakte van nog geen 1500 vierkante meter: ik kon mijzelf genoegzaam op de ecologische borst kloppen. Practice what you preach: de verdere teloorgang van de open ruimte zou alvast míjn schuld niet zijn.

Hoogbouw heeft een slecht imago en het is een goede zaak dat de Rabottorens werden afgebroken, dat weet ik ook. Klopt mijn buikgevoel dus wel? Is wonen in hoogbouw wel zo duurzaam en ecologisch zaligmakend als ik zelf graag geloof? Voor de goede orde: er wordt vaak ook een opsplitsing gemaakt tussen middelhoogbouw (tot 8 à 10 verdiepingen) en hoogbouw (meer dan 10 verdiepingen).

Crimineel

“Nu nog vrijstaand bouwen is crimineel”, zei Vlaams Bouwmeester Leo Van Broeck een tijd geleden in Knack, en in het Radio 1-programma Hautekiet werd verder over die uitspraak gedebatteerd. De twitterende meute, Gwendolyn Rutten op kop, reageerde met een tergende verongelijktheid: “Mijnheer Van Broeck, Vlamingen die dromen van een eigen huis, ook vrijstaand, zijn géén criminelen. Het zijn gelukkige mensen. Respect is op zijn plaats”. De reactie van Rutten getuigt vooral van een crimineel gebrek aan langetermijnvisie en durf, verlamd door de angst om de kiezer voor de borst te stoten.

Leo Van Broeck wist natuurlijk dat zijn uitspraak controverse zou oproepen. Helaas, het is doodjammer dat iemand als Rutten doelbewust niet verder ingaat op de grond van de zaak. Wat Van Broek wil zeggen is dat ons verspreide woonmodel ons veel meer kost dan we willen zien en weten. Een passiefwoning in de verkaveling eet veel meer planeet dan een ongeïsoleerde rijwoning of een appartement in de stad. De maatschappelijke kosten en de milieu-impact van groot wonen in buitengebied – op vlak van mobiliteit, publieke voorzieningen, ruimte- en energiegebruik – zijn ettelijke malen hoger dan wonen in een meer dens, stedelijk gebied of in verdichte dorpskernen. Ons huidig ruimtegebruik wordt onbetaalbaar en onhoudbaar, toont Van Broek aan, niet in het minst gezien de verwachte bevolkingsgroei.

De politiek ongebonden Van Broeck – zonder Damocleszwaard van de volgende verkiezingen boven zijn hoofd – is de man van de uitgesproken langetermijnvisie. Hij jaagt helemaal niemand standrechtelijk zijn villa in de verkaveling uit, maar wil zijn visie er zachtjes inmasseren bij beleidsmakers en publieke opinie – soms met een boude uitspraak, maar vooral met hoopgevende oplossingen. We moeten anders, kleiner, maar ook beter wonen. Die transitie wordt een werk van lange adem – over meerdere generaties!

De daad bij het woord

“En waar woont Van Broeck zelf?”, wierp menig verbolgen twitteraar op. Dat is het punt niet, hij woont trouwens in een torengebouw in Brussel. En toch, in de toekomstvisie van De Vlaamse Bouwmeester is ook veel plaats voor rijwoningen met tuin, naast gebouwen met acht of meer bouwlagen. Verdichting is het toverwoord, hoogbouw een deel van de oplossing, net als herbestemming van bestaande gebouwen en reconversie van restpercelen – de gaten en kieren in stedelijke gebieden.

Over de noodzaak om te verdichten bestaat onder de meeste stedenbouwkundigen consensus, maar over de precieze rol van hoogbouw is minder eensgezindheid. Voor- en tegenstanders van hoogbouw schermen met cijfers. Kristiaan Borret, de Brusselse Bouwmeester, argumenteert dat het wiskundig is aangetoond dat een klassiek stedelijk bouwblok van zes verdiepingen evenveel mensen kan huisvesten als een woontoren, als je er rekening mee houdt dat een hoog gebouw veel vrije ruimte op de grond nodig heeft om schaduw en inkijk te compenseren. Kobe Boussauw, GMF penningmeester en in zijn vrije tijd ook professor ruimtelijke planning aan de VUB, treedt hem bij: uit veel studies blijkt dat een hoge dichtheid eigenlijk niets met hoogbouw te maken heeft, aangezien de meest dichtbevolkte steden van Europa (met Parijs als belangrijkste voorbeeld) grotendeels uit appartementen van een bouwlaag of vijf bestaan.

Creatief met cijfers

Volgens de meest recente cijfers van de Vlaamse stadsmonitor bedraagt de woondichtheid voor nieuwbouwwoningen en -appartementen in Gent 62 wooneenheden per hectare. Met andere woorden: één nieuwe woning neemt gemiddeld 160 m² ruimte in. Dat is ongeveer een ruimtegebruik dat ook de Vlaamse Bouwmeester voorstelt als maat voor verdichting. Goede punten voor Gent dus. In Vlaanderen is enkel het grondgebruik van Oostendse nieuwbouw kleiner, door het zeer hoge aandeel appartementen. Ter vergelijking: de gemiddelde grootte van de bouwkavels in Vlaanderen is meer dan 500 m².

Ik maak een snelle theoretische oefening. De grondoppervlakte van mijn gebouw (312 wooneenheden) inclusief parking en omliggend groen bedraagt ca. 0,8 hectare. Het Groene Valleipark is ongeveer 6 hectare groot, samen dus 7 hectare. 312 wooneenheden gedeeld door 7 hectare: dat betekent een ruimtegebruik van 225 m² per appartement, wat niet zoveel afwijkt van het streefcijfer voor verdichting – we verkleinen het park van 6 naar 5 hectare en we zijn er! Mijn buikgevoel is hardnekkig – alles voor de open ruimte: een parkstad met hier en daar een hoogbouwblok, dat zou toch leuk kunnen zijn? En toch, ik neem graag aan dat de meesten daar anders over denken en als toekomstbeeld voor Gent is het ook niet aan de orde. Anderzijds blijft de vraag legitiem: vul je 6 hectare in met 300 woningen-met-privaat-tuintje of met één torengebouw in een zee van openbaar groen?

Pro en contra

De kritiek op hoogbouw is genoegzaam bekend: grote woonblokken beschadigen op allerlei manieren het stadsweefsel, ze zorgen voor slagschaduw en sociale problemen worden er in de hand gewerkt en zelfs versterkt. Bovendien zijn torens veel duurder en energie-intensiever in constructie en zijn de exploitatiekosten torenhoog. Ook op vlak van energieverbruik zou hoogbouw ondermaats scoren, beweren tegenstanders. Als ervaringsdeskundige kan ik één en ander enkel nuanceren. Het EPC van mijn appartement vermeldt een relatief lage waarde van 200 kwh, en ik laat trouwens maar dit jaar dubbel glas plaatsen. De doorlopende gemeenschappelijke kosten voor bijvoorbeeld elektriciteit en onderhoud voor de liften zijn bijna verwaarloosbaar: enkele tientallen euro’s per appartement per jaar. De wind kan soms stevig tekeer gaan op veertien hoog, maar dat vind ik eerder gezellig dan storend en geen stadstuintje kan op tegen het uitzicht vanop mijn balkon. Akkoord, ik vermoed dat er veel vereenzaming is in mijn gebouw, maar is die er niet evengoed in de verkaveling?

Als alles goed gaat, zal tegen deze zomer de nieuwe Structuurvisie – Ruimte voor Gent 2030 eindelijk volledig klaar zijn. Het staat vast dat er middelhoog- en hoogbouw bijkomt in Gent, maar een doorslagje van de Rabottorens wordt het zeker niet. Goede hoogbouw brengt herkenningspunten en structuur aan in de stad. Ze fungeert als baken en heeft de opdracht architecturaal een grote uitstraling te hebben: de kwaliteit is belangrijker dan de hoogte. De nieuwe stadswijk Oude Dokken begint vorm te krijgen: binnenkort verrijst al een eerste woontoren van 16 verdiepingen aan het Stapelplein. Hoe hoog de gebouwen in de nieuwe wijk aan het Sint-Pietersstation worden en óf ze er komen is nog onduidelijk. Vanuit GMF en de buurt is er veel tegenstand, maar zelf twijfel ik: een toren van enkele tientallen meters hoog aan één van de grootste stations in één van de grootste steden van Vlaanderen, zou dat niet vanzelfsprekend moeten zijn?

Wonen in hoogbouw, ecologisch en duurzaam of niet? Een éénduidig antwoord is er niet, het debat blijft open. Wat mezelf betreft: het zicht op de horizon is me veel waard!

Dit artikel werd gepubliceerd in ons tijdschrift Frontaal.

Deze komt 4 maal per jaar uit voor al onze leden!

Wil jij Frontaal ook ontvangen?

Voor €5 per jaar ben je lid. Lid worden kan eenvoudig hier

 

 FRONTAAL 2017 winter klad 3 1 1 001
Print

Zonder leden geen GMF!

Word lid vanaf €10 per jaar en ontvang 4x per jaar ons magazine Frontaal

Lid Worden X